‘God kiest juist deze situatie waar de mensen zich in bevinden uit om de wegwerpcultuur uit te dagen
met de nieuwheid van een blik die recht doet aan de oneindige waarde van elke individuele mens’.
De
brief van de president van de Fraterniteit van Gemeenschap en Bevrijding, in de Corriere della Sera
van 24 december.
door Julián Carrón – 24-12-2019
Geachte redactie,
Iemands nederlagen, zijn falen, het mislukken van iemands pogingen. Dat iemand in het leven niet
slaagt. Hoe vaak is dit het criterium waarmee we naar iemand kijken (op ons werk, in ons leven, in
onze relaties). En hoe dikwijls wordt dit de blik waarmee we naar onszelf kijken. Wat volgt, is die
schaamte over onszelf, waarachter menselijke situaties schuilgaan van wonden, littekens, pijn, die
eenieder in zijn binnenste koestert als een onbehagen, dat af en toe tot uitbarsten komt, op
persoonlijk en op sociaal niveau.
Als iemand niet slaagt, als hij niet op het niveau is van de heersende standaarden die het succes
opleggen als levenscriterium, dan moet hij het veld ruimen. De paus noemt dat (ook onlangs nog,
sprekend over gehandicapten en gevangenen) de ‘wegwerpcultuur’.
Helaas heeft deze cultuur sterk
de overhand – zozeer dat ze algemene mentaliteit geworden is – niet enkel om ons heen, maar ook in
onszelf.
Blijft er na dit wegwerpen nog iets over? Ja, wat rest is deze gewonde, onrustige, verwarde
menselijkheid van ons: zij blijft en schreeuwt dat ze iets verwacht dat ons bevrijdt uit een situatie die
geen uitweg lijkt te hebben. God kiest juist deze menselijke situatie uit, die door geen enkel pogen
veranderd lijkt te kunnen worden, om de wegwerpcultuur uit te dagen met de nieuwheid van een blik
die recht doet aan de oneindige waarde van elke individuele mens.
Tegenover onze mislukkingen gelden ook vandaag de woorden van de profeet Jesaja: ‘Jubel het uit,
gij onvruchtbare!’ (Jes 54,1), dat wil zeggen jij en ik, die er nooit in slagen de standaarden te halen.
‘Wees niet bevreesd, want gij behoeft u niet te schamen; voel u niet vernederd, want reden tot blozen
hebt gij niet’ (Jes 54,4). Zie hier de uitdaging die God richt tot onze zo koppige manier van naar onszelf
kijken volgens onze eigen maat of volgens die van de anderen. God schaamt zich niet over ons, over
onze broosheid, over onze wonden, over het feit dat we heen en weer geslingerd worden, over dat
nihilisme dat Galimberti in de Corriere della Sera beschreef als ‘betekenisleegte’ (15 september 2019).
Maar hoe richt God zijn uitdaging tot ons? Wat is het krachtigste gebaar dat Hij jegens ons verricht?
Hij biedt ons geen troostend woord, maar gebeurt in ons leven. Om ons te laten begrijpen hoeveel wij
waard zijn, is het Woord – God, de betekenis, de oorsprong en de bestemming van ons bestaan – vlees
geworden en onder ons komen wonen (vgl. Joh 1,14). Niets is overtuigender dan dit: de Heer van de
hemel en de aarde neemt onze menselijkheid aan. Door vlees te worden, en door aanwezig te blijven
door middel van het vlees, van de reële menselijkheid van concrete personen, kan Hij elke menselijke
situatie omhelzen, in elk onbehagen binnengaan, in elke wond, in elke verwachting van het hart. Hij
kan vandaag als levende woorden laten weerklinken die woorden die tweeduizend jaar geleden voor
het eerst werden uitgesproken en die de precieze maat geven van de grootheid van eenieder van ons:
‘Wat voor nut heeft het voor een mens heel de wereld te winnen, als dit ten koste gaat van eigen
leven? Of wat zal een mens kunnen geven in ruil voor zijn leven?’ (Mat 16,26). Ons ik is meer waard
dan het heelal! Don Giussani becommentarieerde de vragen van Jezus aldus: ‘Geen vrouw heeft ooit
een andere stem over haar kind horen spreken met zo’n oorspronkelijke tederheid en onbetwistbare
waardering van de vrucht van haar schoot, met een totaal positieve bevestiging van zijn bestemming;
enkel de stem van de Jood Jezus van Nazareth doet dat. Maar meer nog, geen mens kan zichzelf
bevestigd voelen met de waardigheid van een absolute waarde, los van zijn succes. Niemand ter
wereld heeft ooit zo kunnen spreken!’ (Sporen trekken in de geschiedenis van de wereld, p. 9-10).
Wanneer deze blik, die recht doet aan de mens, binnengaat in je leven, raak je sprakeloos van
verbazing, begin je een blik op jezelf te krijgen die anders niet mogelijk zou zijn. Zoals ik de afgelopen
dagen kon constateren toen ik een brief kreeg van een jonge vriendin: ‘Hoe meer ik wandel onder
deze blik, des te dierbaarder worden me ook alle wonden die ik heb, mijn kleinheden, mijn pijn, de
dingen die ik van mezelf niet begrijp, mijn angsten, mijn bekrompenheden, mijn zonden. Ik weet dat
zij de enige mogelijkheid zijn om de Heer te onderscheppen die langs komt, omdat ze me ontwapenen
en behoeftig, klein laten zijn. Mij verbaast het feit dat ik niets meer van mezelf wil censureren; sterker
nog, ik wil koppig alles helemaal tot op de bodem in aanmerking nemen. Mijn menselijkheid is mij
alleen dierbaar omdat ze zo omhelsd wordt door de Heer die komt’. Het doet me denken aan een
onvergetelijke bladzijde over deze ontmoeting met Christus, aanwezig door middel van de veranderde
menselijkheid van een van Zijn getuigen: ‘Zodra de Ongenoemde was binnengeleid, ging Federigo hem
welwillend en met helder gelaat en open armen tegemoet, alsof hij naar zijn komst had uitgezien […];
‘al zo lang en zo dikwijls had ik zelf bij u moeten komen’. ‘Bij mij, u! Weet u wie ik ben? Hebben ze u
mijn naam goed gezegd?’ […] ‘Laat mij’, zei Federigo, haar met liefdevolle dwang grijpend, ‘laat mij
die hand drukken’. […] Met die woorden spreidde hij zijn armen om de hals van de Ongenoemde. Die
trachtte er zich aan te onttrekken en verzette zich een ogenblik, maar gaf dan toe, als overwonnen
door die uitstorting van liefde. Hij omhelsde ook de kardinaal […] Terwijl de Ongenoemde zich
losmaakte uit de omarming […] riep hij uit: ‘Waarlijk grote God! Waarlijk goede God! Nu ken ik mijzelf,
begrijp ik wie ik ben’’ (A. Manzoni, De verloofden). Het echt interessante punt is dat de ervaring van
de Ongenoemde die Manzoni beschrijft, onder ieders bereik is! We zien haar opnieuw gebeuren in
personen als die jonge vriendin.
Dat is het ‘goede nieuws’ dat Kerstmis ons brengt. Niet slechts goede woorden, maar de ontmoeting
met een menselijke, vleselijke werkelijkheid, die een uitdaging vormt voor het niets dat in opmars is,
en die ons in staat stelt helemaal naar onszelf te kijken – zoals we zijn – zonder schaamte, want Jezus
van Nazaret heeft zich niet geschaamd om binnen te gaan in ons vlees, door mens te worden. Kerstmis
is dat in doeken gewikkelde kind dat ons zegt: ‘Waarom kijk je niet naar jezelf zoals ik naar jou kijk,
zoals ik kijk naar jouw menselijkheid? Merk je niet op dat ik kind geworden ben juist om jou heel de
voorkeur te laten zien die ik voor jou heb?’
Geen opmerkingen:
Een reactie posten