woensdag 13 februari 2019

'Ik ben van jongs af aan Katholiek en diezelfde Christus heeft me nog nooit teleurgesteld.'

Interview door kardinaal Müller in Trouw

De kerk is nu in de ban van de misbruikschandalen. Veel mensen zien het als de grootste geloofscrisis sinds de Reformatie. Al zijn er collega’s van u die het woord crisis niet in de mond willen nemen.
“Het is een crisis, niet van het geloof, maar van de geloofwaardigheid van de kerk. Het geloof komt van God, dat kan nooit in een crisis verkeren. We moeten alles doen om te voorkomen dat misbruik plaatsvindt. Daarbij is het heel belangrijk te onderscheiden wat het priesterambt nu eigenlijk is. We hebben de laatste jaren een secularisatie van dat ambt meegemaakt. De priester is steeds meer geworden tot een functionaris in het kerkelijk systeem en is niet langer de persoonlijke plaatsvervanger van Jezus Christus. Dan denk je al snel dat je in je privéleven kunt doen wat je wilt. Een priester kan alleen geloofwaardig zijn als hij een moreel geweten heeft en de ordening van zijn leven afstemt op Christus.”

In februari wordt in het Vaticaan een topconferentie over misbruik gehouden. Veel mensen hopen dat het verplichte priestercelibaat dan ter discussie wordt gesteld. Bent u daar een voorstander van?

“Weet u: in het algemeen kun je zeggen dat het bij daders van misbruik in 99,99 procent van de gevallen gaat om iemand die getrouwd is of op een andere manier in een relatie zit waar seksualiteit is toegestaan. Bovendien zijn er ook geestelijken van andere kerken waar het celibaat niet verplicht is in de fout gegaan. Dat heeft er dus allemaal niets mee te maken. Mensen gebruiken deze crisis gewoon om de afschaffing van het verplichte celibaat voor elkaar te krijgen. Dat is zoiets als een patiënt behandelen na een volkomen verkeerde diagnose. “
 
[...]
Kardinaal Eijk zei in deze krant dat de paus twijfel zaait door in het geval van de communie voor hertrouwde gescheidenen geen helderheid te geven. Bent u dat met hem eens?
 
“Ja, er is een grote verwarring in de kerk op dit moment. Dat komt omdat de verhouding tussen de leer van de kerk en het pastoraal omgaan met mensen in moeilijkheden niet duidelijk is. Je kunt gelovigen niet begeleiden en helpen als je van een verkeerde basis uitgaat. We weten allemaal dat er mensen zijn die buiten hun schuld in een slecht huwelijk zijn beland.
“Kijk: een priester is als een arts die zich namens Jezus Christus over de zielen ontfermt. Maar een goede arts kan alleen hulp bieden als hij de goede medicijnen voorschrijft. Je kunt een patiënt dus niet geruststellen en zeggen: ‘Luister, je hebt een botbreuk, ik doe er wel een pleister op’. Je moet de juiste medicijnen gebruiken. Dat betekent dus dat een priester de leer op een heldere manier moet uitleggen, of mensen het nou van je aannemen of niet.”

Wat verwijt u de paus nu eigenlijk?

“Het is nu zo dat diegenen die erop uit zijn de katholieke geloofsleer te ‘verbeteren’ en deels te vervalsen niet disciplinair worden gestraft. Terwijl anderen die zich duidelijk aan het Woord van Christus houden als ‘rigide’ en ‘farizeïsch’ worden weggezet. Dat is toch geen manier om de kerk te leiden?”
 
Over de vraag waarom mensen nog lid zouden moeten worden van een kerk die zo veel fout lijkt te doen, denkt hij even na. Hij neemt een laatste slok koffie. Dan: “Omdat die kerk ondanks de tekortkomingen van mensen ons Christus verkondigt. Ikzelf ben van jongs af aan katholiek en diezelfde Christus heeft me nog nooit teleurgesteld.”

zaterdag 9 februari 2019

Kardinaal Muller: troost en bemoediging

Laat uw hart niet verontrust worden (Joh. 14, 1)

Met het oog op de groeiende verwarring over de geloofsleer hebben veel bisschoppen, priesters, religieuzen en leken mij gevraagd een publiek getuigenis te geven omtrent de waarheid van de openbaring. Het is de eigen taak van de herders om hen die aan hun zorgen zijn toevertrouwd te leiden op de weg van het heil. Dit kan alleen maar slagen als zij deze weg kennen en hem zelf volgen. Hier zijn de woorden van de Apostel [Paulus] van toepassing: “In de eerste plaats dan heb ik u overgeleverd wat ik ook zelf als overlevering heb ontvangen” (1 Kor. 15, 3). In onze tijd zijn veel christenen niet langer op de hoogte van de grondbeginselen van het geloof, zodat er een toenemend gevaar is dat men de weg van het heil misloopt. Het blijft echter het echte doel van de Kerk de mensheid naar Jezus Christus te leiden, het licht van de volkeren (cfr. LG 1). In deze situatie doet zich de kwestie van oriëntatie voor. Volgens Johannes Paulus II is de Catechismus van de katholieke Kerk “een veilige standaard voor de geloofsleer” (Fidei Depositum IV). Hij is geschreven om het geloof van de broeders en zusters te versterken wier geloof massief ter discussie was gesteld door de “dictatuur van het relativisme”.

1. De ene en drie-ene God die zich geopenbaard heeft in Jezus Christus
De kern van het Geloof van alle christenen vinden we in de belijdenis van de Allerheiligste Drie-eenheid. Wij zijn leerlingen geworden van de Jezus, kinderen en vrienden van God door het doopsel in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest. Het onderscheid tussen de drie personen in de goddelijke eenheid (CKK 254) geeft een fundamenteel verschil aan in het geloof in God en het mensbeeld dat onderscheiden is van andere godsdiensten. Godsdiensten zijn het met ons oneens juist wat betreft dit geloof in Jezus de Christus. Hij is werkelijk God en werkelijk mens (CKK 846). Daarom noemt de eerste brief van Johannes iemand die zijn godheid ontkent een antichrist (1 Joh. 2, 22), omdat Jezus Christus, de Zoon van God, van eeuwigheid één in wezen met de Vader is (CKK 663). Wij dienen ons vastbesloten en helder te verzetten tegen een terugval in oude ketterijen, die in Christus slechts een goed mens, broeder en vriend, profeet en moraalprediker zagen. Hij is eerst en vooral het Woord dat bij God was en God is, de Zoon van de Vader, die onze menselijke natuur heeft aangenomen om ons te verlossen en die zal komen om te oordelen de levenden en de doden. Hem alleen aanbidden wij in eenheid met de Vader en de Heilige Geest als de enige en ware God (CKK691).

2. De Kerk
Jezus heeft de Kerk gesticht als een levend teken en instrument van de verlossing en die Kerk is gerealiseerd in de katholieke Kerk (816). Hij gaf zijn Kerk die “voortkwam uit de zijde van Christus die stierf op het kruis” (766), een sacramentele grondstructuur die zal blijven bestaat tot het Koninkrijk is voltooid (CKK 765). Christus, het Hoofd, en de gelovigen als ledematen van het lichaam, zijn een mystieke persoon (CKK 795). Daarom is de Kerk heilig, want de ene Middelaar heeft haar zichtbare structuur ontworpen en houdt die voortdurend in stand (CKK 771). Door haar komt het verlossingswerk van Christus in tijd en ruimte tegenwoordig via de viering van de heilige sacramenten, met name in het eucharistisch Offer, de heilige Mis (CKK 1330). De Kerk geeft met het gezag van Christus de goddelijk openbaring door. En dat geldt voor alle elementen van de leer “met inbegrip van de moraalleer zonder welke de verlossende waarheden van het geloof niet bewaard, uitgelegd en in acht genomen kunnen worden”(CKK 2035).

3. De sacramentele orde
De Kerk is het universele sacrament van het heil in Jezus Christus (CKK 776). Zij reflecteert niet zichzelf maar het licht van Christus dat op haar gelaat schijnt. Maar dat gebeurt alleen als de waarheid, die in Christus geopenbaard is, het referentiepunt wordt, en niet de meningen van een meerderheid of van de tijdgeest; want Christus zelf heeft de volheid van genade en waarheid toevertrouwd aan de katholieke Kerk (CKK 819) en Hij is zelf aanwezig in de sacramenten van de Kerk.
De Kerk is geen door mensen gemaakte vereniging waarvan de structuur naar het believen van de leden wordt gekozen. Zij is van goddelijke oorsprong. “Christus zelf staat aan de oorsprong van het dienstwerk in de Kerk. Hij heeft haar gesticht, haar gezag en zending gegeven, haar koers en doel bepaald” (CKK 874). De waarschuwing van de Apostel geldt ook nog vandaag: dat iedereen vervloekt is die een andere evangelie verkondigt, “zelfs als wij het zelf zouden doen of een engel uit de hemel” (Gal. 1, 8). De bemiddeling van het geloof is onlosmakelijk verbonden met de menselijke geloofwaardigheid van haar boodschappers. Deze hebben in sommige gevallen de mensen die aan hun zorgen zijn toevertrouwd, in de steek gelaten, hen in de war gebracht en hun geloof ernstig beschadigd. Hier treft het woord van de Schrift hen die niet naar de waarheid luisteren en hun eigen verlangens volgen, die hun oren strelen omdat zij de gezonde leer niet verdragen (vgl. 2 Tim. 4, 3-4).
De taak van het leergezag van de Kerk is “Gods volk te behoeden voor afwijkingen en afval” “om de garantie te bieden dat de gelovigen de objectieve mogelijkheid hebben het ware geloof te belijden zonder dwaling”(890). Dit is vooral zo met betrekking tot de zeven sacramenten. De heilige Eucharistie is “bron en hoogtepunt van het christelijk leven” (CKK 1323). Het eucharistisch Offer, waarin Christus ons opneemt in zijn kruisoffer, is gericht op de meest innige vereniging met Hem (CKK 1382). Daarom vermaant de heilige Schrift met betrekking tot het ontvangen van de heilige communie: “Al wie onwaardig eet van dit brood en onwaardig drinkt uit de beker des Heren, bezondigt zich aan het Lichaam en Bloed van de Heer” (1 Kor. 11, 27). “Iedereen die zich van zware zonde bewust is moet het sacrament van verzoening ontvangen alvorens hij te communie gaat” (CKK 1385). Vanuit de interne logica van het sacrament is het te begrijpen dat gescheiden burgerlijk hertrouwde personen, wier sacrament voor God bestaat, maar ook die christenen die niet in volledige gemeenschap zijn met het katholieke geloof en de Kerk, net als al degenen die niet de juiste gesteltenis bezitten, niet met vrucht de heilige communie kunnen ontvangen (CKK 1557), omdat het hen geen heil brengt. Mensen daarop wijzen hoort tot de geestelijke werken van barmhartigheid.
Het belijden van de zonden in de heilige biecht minstens één maar per jaar is één van de geboden van de Kerk (CKK 2042). Als de gelovigen hun zonden niet meer belijden en niet de absolutie van hun zonden krijgen, wordt het heil onmogelijk; immers Jezus Christus is mens geworden om ons van onze zonden te verlossen. De volmacht tot vergeven die de verrezen Heer aan de apostelen en hun opvolgers heeft gegeven in het dienstwerk van de bisschoppen en de priesters geldt voor doodzonden en dagelijkse zonden die we na het doopsel begaan. De huidige biechtpraktijk maakt duidelijk dat het geweten van de gelovigen niet voldoende is gevormd. Gods barmhartigheid is ons geschonken, zodat wij zijn geboden vervullen en één worden met zijn heilige wil en niet dat wij zijn oproep tot berouw uit de weg gaan (CKK 1458). “De priester zet het werk van de verlossing op aarde voort”(CKK 1589). De priesterwijding “geeft hem een gewijde volmacht” (CKK 1592), die onvervangbaar is omdat daardoor Jezus sacramenteel aanwezig komt in zijn verlossend handelen. Daarom kiest de priester vrijwillig voor het celibaat als “een teken van het nieuwe leven”(CKK 1579). Het gaat om de zelfgave in de dienst aan Christus en zijn komende koninkrijk. Wat betreft het ontvangen van de wijding in de drie graden van het dienstwerk, is de Kerk “gebonden door de keuze die de Heer zelf gemaakt heeft. Daarom is het onmogelijk vrouwen te wijden” (CKK 1577). Stellen dat deze onmogelijkheid een soort vorm van discriminatie tegen de vrouw is, laat slechts een gebrek van begrip voor dit sacrament zien, dat niet gericht is op aardse macht maar op het tegenwoordig stellen van Christus, de bruidegom van de Kerk.

4. De morele wet
Geloof en leven zijn niet te scheiden want geloof los van de werken is dood (CKK 1815). De morele wet is het werk van de goddelijke wijsheid en leidt de mens naar de beloofde zaligheid (CKK 1950). Bijgevolg is “de kennis van de goddelijke wet en de natuurwet noodzakelijk” om het goede te doen en dit doel te bereiken (CKK 1955). Het aanvaarden van deze waarheid is wezenlijk voor alle mensen van goede wil. Want hij die zonder berouw sterft in staat van doodzonde zal voor eeuwig van God gescheiden worden (CKK 1033). Dit leidt tot praktische consequenties in het leven van de christenen die tegenwoordig vaak worden veronachtzaamd (vgl. 2270-2283; 2350-2381). De morele wet is geen last, maar deel van die bevrijdende waarheid (vgl. Joh. 8, 32) waardoor de christen wandelt op de weg van het heil en die niet mag worden gerelativeerd.

5. Het eeuwig leven
Velen vragen zich tegenwoordig af waarvoor de Kerk eigenlijk nog dient, als zelfs bisschoppen liever politici zijn dan dat zij als leraren van het geloof het evangelie verkondigen. De rol van de Kerk moet niet verzwakt worden door bijzaken maar er moet aandacht worden besteed aan waar het echt om gaat in de Kerk. Ieder menselijk wezen heeft een onsterfelijke ziel, die bij de dood van het lichaam wordt gescheiden, in de hoop op de verrijzenis van de doden (CKK 366). De dood maakt de beslissing van de mens vóór of tegen God definitief. Iedereen heeft te maken met het bijzonder oordeel onmiddellijk na de dood (CKK 1021). Ofwel is er dan een zuivering nodig, ofwel gaat men direct naar de hemelse gelukzaligheid en mag men God zien van aangezicht tot aangezicht. Maar er is ook de vreselijke mogelijkheid dat iemand tegen God gekeerd blijft ten einde toe, en in de definitieve afwijzing van zijn liefde “zichzelf onmiddellijk en voor altijd verdoemt” (CKK 1022). “God heeft ons geschapen zonder ons maar Hij heeft ons niet willen verlossen zonder ons”(CKK 1847). De eeuwigheid van de straf van de hel is een vreselijke realiteit, die – naar het getuigenis van de Heilige Schrift – allen oplopen die sterven in staat van doodzonde (CKK 1035). De christen gaat door de nauwe poort, want “de poort is wijd en de weg die tot de ondergang leidt is breed, en velen bevinden zich erop”(Mt. 7, 13).
Zwijgen over deze en andere waarheden van het geloof en de mensen zo leren, is het grootste bedrog waartegen de Catechismus krachtig waarschuwt. Het is de laatste beproeving van de Kerk en leidt de mens tot godsdienstige waanideeën, “de prijs van hun afval” (CKK 675); het is het bedrog van de Antichrist. “Hij zal hen bedriegen met alle mogelijke misdadige verleiding, bestemd voor hen die verloren gaan, omdat zij zich hebben afgesloten voor de liefde tot de waarheid, die hen had kunnen redden”(2 Tess. 2, 10).

Roeping
Als werkers in de wijngaard van de Heer hebben we allemaal de verantwoordelijkheid ons deze fundamentele waarheden in herinnering te roepen door vast te houden aan wat wijzelf hebben ontvangen. Wij willen bemoedigen om de weg van Jezus Christus vastbesloten te gaan om het eeuwig leven te verkrijgen door het opvolgen van Zijn geboden (CKK 2075).
Laten we de Heer vragen dat Hij ons laat weten hoe groot de gave van het katholieke geloof is, waardoor de deur naar het eeuwig leven open gaat. “Als iemand zich schaamt over Mij en mijn woorden ten overstaan van dit overspelig en zondig geslacht, zal ook de Mensenzoon zich over hem schamen, wanneer Hij, vergezeld van de heilige engelen, komt in de heerlijkheid van zijn Vader.” (Mc. 8, 38). Daarom zijn wij vastbesloten het geloof te sterken door de waarheid te belijden die Jezus Christus zelf is.
Ook wij, en met name wij bisschoppen en priesters, worden aangesproken als Paulus, de apostel van Jezus Christus de volgende vermaning geeft aan zijn opvolger Timotheüs: “Ik bezweer u voor het aanschijn van God en van Christus Jezus die levenden en doden zal oordelen, bij zijn verschijning en bij zijn koningschap: verkondig het woord, dring aan te pas en te onpas, weerleg, berisp, bemoedig, in één woord, geef uw onderricht met groot geduld. Want er komt een tijd dat de mensen de gezonde leer niet meer zullen verdragen. Zij zullen zich een menigte leraars aanschaffen naar eigen smaak, die hun naar de mond praten. En zij zullen hun oren sluiten voor de waarheid om te luisteren naar allerlei mythen. Maar gij, blijf nuchter bij dit alles, aanvaard uw lijden, doe het werk van een evangelist, wijd u geheel aan uw dienst.”(2 Tim. 4, 1-5)
Moge Maria, de Moeder van God, voor ons de genade afsmeken om onwankelbaar trouw te blijven aan de belijdenis van de waarheid omtrent Jezus Christus.
Verenigd in geloof en gebed.

Rome, 10 februari 2019
Gerhard kardinaal Müller

zondag 3 februari 2019

Donderdag 7 februari: Aanbidding

Donderdag is het de eerste donderdag van de maand, en dus aanbidding in de Kathedraal van 15 tot 16 uur.

Alvast tijdig ook een uitnodiging voor 24 voor de Heer, 2 weken voor Pasen.