Bij de herdenking van 500 jaar afscheuring van de Katholieke Kerk, dit stukje uit Dominus Iesus:
De voortdurende missionaire verkondiging van de Kerk wordt tegenwoordig bedreigd door relativistische theorieën, die het religieuze pluralisme niet slechts
de facto, maar ook
de iure (of in principe) willen rechtvaardigen. Als gevolg daarvan worden waarheden beschouwd als achterhaald, zoals bijvoorbeeld het definitieve en volledige karakter van de openbaring van Jezus Christus, de aard van het christelijke geloof in verhouding tot de innerlijke overtuiging in de andere religies, de inspiratie van de boeken van de Heilige Schrift, de personele eenheid tussen het eeuwige Woord en Jezus van Nazareth, de eenheid van de heilsorde van het vleesgeworden Woord en de Heilige Geest, de uniciteit en de heilbrengende universaliteit van Jezus Christus, de universele bemiddeling van het heil door de Kerk, de onscheidbaarheid - zij het in onderscheid - tussen het rijk van God, het rijk van Christus en de Kerk, de subsistentie van de ene Kerk van Christus in de
katholieke Kerk.
...
De gelovigen zijn ertoe
gehouden te belijden dat er een historische, in de apostolische opvolging gewortelde continuïteit bestaat tussen de door Christus gestichte en
de katholieke Kerk: "Dit is de enige Kerk van Christus. (...) Onze Verlosser heeft haar, na zijn verrijzenis, aan Petrus als herder toevertrouwd . Aan hem en aan de andere apostelen heeft Hij haar uitbreiding en leiding opgedragen
. Haar heeft Hij voor eeuwig opgericht als pijler en grondslag van de waarheid
Deze Kerk, in deze wereld ingesteld en uitgebouwd als een maatschappij,
bevindt zich (subsistit) in de katholieke Kerk, die door de opvolger van Petrus en de met hem verenigde bisschoppen wordt bestuurd."
Met de term "
subsistit in" wilde het
Tweede Vaticaans Concilie twee leerstellingen met elkaar in overeenstemming brengen: aan de ene kant, dat de Kerk van Christus ondanks de verdeeldheden die onder christenen bestaan, volledig
slechts in de katholieke Kerk voortgaat te bestaan, en aan de andere kant, "dat er ook buiten haar schoot meerdere bestanddelen van heiliging en waarheid te vinden zijn", namelijk in de Kerken en kerkelijke Gemeenschappen, die niet in volledige gemeenschap met de katholieke Kerk zijn.
Congregatie voor de Geloofsleer, Notificatie over het boek van Pater Leonardo Boff: Kerk, Charisma en Macht. Poging tot een militante ecclesiologie (11 mrt 1985). De authentieke betekenis van de Concilietekst is daarom in tegenspraak met de interpretatie van degenen die uit de term "subsistit in" de mening afleiden, dat de enige Kerk van Christus ook in andere christelijke Kerken gerealiseerd kan zijn. "Het Concilie daarentegen heeft het woord "subsistit" juist daarom gekozen, om duidelijk te maken, dat er slechts één enige "subsistentie" van de ware Kerk bestaat, terwijl er buiten haar zichtbare structuur enkel 'elementen van kerkzijn' bestaan, die - aangezien zij elementen van dezelfde Kerk zijn - naar de katholieke Kerk neigen en toeleiden" (AAS 77 (1985) 758 vlg.).
De betrekking tot deze Kerken en kerkelijke Gemeenschappen moet men eraan vasthouden dat "zij hun werkzaamheid juist ontlenen aan de volheid van genade en waarheid die aan de katholieke Kerk is toevertrouwd".
Er is dus
één enige Kerk van Christus,
die in de katholieke Kerk blijft bestaan (
subsisteert) en die door de opvolger van Petrus en door de bisschoppen in gemeenschap met hem, wordt geleid.
De Kerken, die weliswaar niet in volledige gemeenschap met de katholieke Kerk staan, maar door zeer nauwe banden, zoals de apostolische opvolging en de geldige Eucharistie, met haar verbonden blijven, zijn echte deelkerken.
Daarom is de Kerk van Christus ook in deze Kerken aanwezig en werkzaam, ofschoon zij niet de volledige gemeenschap met de katholieke Kerk hebben, in zoverre zij de katholieke leer over het primaat niet aanvaarden, dat de bisschop van Rome volgens Gods wil objectief bezit en over de hele Kerk uitoefent.
De kerkelijke Gemeenschappen daarentegen, die het geldige bisschopsambt en de oorspronkelijke en volledige werkelijkheid van het eucharistische mysterie niet bewaard hebben
zijn geen Kerken in de eigenlijke betekenis; degenen die in deze Gemeenschappen zijn gedoopt, zijn echter door het doopsel bij Christus ingelijfd en staan dus in een zekere, zij het niet volkomen, gemeenschap met de Kerk.
Het Doopsel is immers gericht op de volledige ontplooiing van het leven in Christus door de volledige geloofsbelijdenis, de Eucharistie en de volle gemeenschap in de Kerk.
"Daarom
mogen de christengelovigen zich niet voorstellen dat de Kerk van Christus niets anders is dan een soort optelsom van Kerken en kerkelijke Gemeenschappen - weliswaar gescheiden, maar in zekere zin nog één; het staat hun geenszins vrij aan te nemen dat de Kerk van Christus momenteel nergens meer waarlijk bestaat, maar alleen als een doel zou zijn te beschouwen, dat alle Kerken en Gemeenschappen moeten zoeken."
In werkelijkheid "bestaan de elementen van deze reeds gegeven Kerk in hun hele volheid in de katholieke Kerk en nog zonder deze volheid in de andere Gemeenschappen".
Daarom "zijn deze afgescheiden Kerken en Gemeenschappen, ook al hebben zij vanuit onze geloofsovertuiging tekorten, van gewichtige betekenis in het heilsmysterie. De Geest van Christus weigert immers niet ze te gebruiken als heilsmiddelen, die hun kracht juist ontlenen aan
de volheid van genade en waarheid, die aan de katholieke Kerk is toevertrouwd."
De ontbrekende eenheid onder de christenen is zeker een
wonde voor de Kerk; maar niet in die zin, dat haar eenheid niet zou bestaan, maar, "voor zover zij haar belet, haar universaliteit in de geschiedenis volledig te verwezenlijken".
Geen opmerkingen:
Een reactie posten